Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. uitblijven:


Dutch

Detailed Translations for uitblijven from Dutch to Swedish

uitblijven:

uitblijven verb (blijf uit, blijft uit, bleef uit, bleven uit, uitgebleven)

  1. uitblijven (wegblijven)
    utebli
    • utebli verb (uteblir, uteblev, uteblivat)

Conjugations for uitblijven:

o.t.t.
  1. blijf uit
  2. blijft uit
  3. blijft uit
  4. blijven uit
  5. blijven uit
  6. blijven uit
o.v.t.
  1. bleef uit
  2. bleef uit
  3. bleef uit
  4. bleven uit
  5. bleven uit
  6. bleven uit
v.t.t.
  1. ben uitgebleven
  2. bent uitgebleven
  3. is uitgebleven
  4. zijn uitgebleven
  5. zijn uitgebleven
  6. zijn uitgebleven
v.v.t.
  1. was uitgebleven
  2. was uitgebleven
  3. was uitgebleven
  4. waren uitgebleven
  5. waren uitgebleven
  6. waren uitgebleven
o.t.t.t.
  1. zal uitblijven
  2. zult uitblijven
  3. zal uitblijven
  4. zullen uitblijven
  5. zullen uitblijven
  6. zullen uitblijven
o.v.t.t.
  1. zou uitblijven
  2. zou uitblijven
  3. zou uitblijven
  4. zouden uitblijven
  5. zouden uitblijven
  6. zouden uitblijven
diversen
  1. blijf uit!
  2. blijft uit!
  3. uitgebleven
  4. uitblijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitblijven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
utebli uitblijven; wegblijven