Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. verhinderen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verhinder from Dutch to Swedish

verhinderen:

verhinderen verb (verhinder, verhindert, verhinderde, verhinderden, verhinderd)

  1. verhinderen (beletten; belemmeren; voorkomen; voorkómen)
    hindra; förhindra; förebygga
  2. verhinderen (belemmeren; beletten)
    hejda; hindra; hämma
    • hejda verb (hejdar, hejdade, hejdjat)
    • hindra verb (hindrar, hindrade, hindrat)
    • hämma verb (hämmar, hämmade, hämmat)
  3. verhinderen (onmogelijk maken)
    hindra; förhindra; hämma; göra omöjlig
    • hindra verb (hindrar, hindrade, hindrat)
    • förhindra verb (förhindrar, förhindrade, förhindrat)
    • hämma verb (hämmar, hämmade, hämmat)
    • göra omöjlig verb (gör omöjlig, gjorde omöjlig, gjort omöjlig)
  4. verhinderen (verijdelen)
    hindra; motverka; korsa; gäcka
    • hindra verb (hindrar, hindrade, hindrat)
    • motverka verb (motverkar, motverkade, motverkat)
    • korsa verb (korsar, korsade, korsat)
    • gäcka verb (gäckar, gäckade, gäckat)

Conjugations for verhinderen:

o.t.t.
  1. verhinder
  2. verhindert
  3. verhindert
  4. verhinderen
  5. verhinderen
  6. verhinderen
o.v.t.
  1. verhinderde
  2. verhinderde
  3. verhinderde
  4. verhinderden
  5. verhinderden
  6. verhinderden
v.t.t.
  1. heb verhinderd
  2. hebt verhinderd
  3. heeft verhinderd
  4. hebben verhinderd
  5. hebben verhinderd
  6. hebben verhinderd
v.v.t.
  1. had verhinderd
  2. had verhinderd
  3. had verhinderd
  4. hadden verhinderd
  5. hadden verhinderd
  6. hadden verhinderd
o.t.t.t.
  1. zal verhinderen
  2. zult verhinderen
  3. zal verhinderen
  4. zullen verhinderen
  5. zullen verhinderen
  6. zullen verhinderen
o.v.t.t.
  1. zou verhinderen
  2. zou verhinderen
  3. zou verhinderen
  4. zouden verhinderen
  5. zouden verhinderen
  6. zouden verhinderen
en verder
  1. ben verhinderd
  2. bent verhinderd
  3. is verhinderd
  4. zijn verhinderd
  5. zijn verhinderd
  6. zijn verhinderd
diversen
  1. verhinder!
  2. verhindert!
  3. verhinderd
  4. verhinderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verhinderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
förhindra belemmeren; beperken; preventie
VerbRelated TranslationsOther Translations
förebygga belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen
förhindra belemmeren; beletten; onmogelijk maken; verhinderen; voorkomen; voorkómen afhouden; hinderen; onmogelijk maken; storen; weren
gäcka verhinderen; verijdelen
göra omöjlig onmogelijk maken; verhinderen
hejda belemmeren; beletten; verhinderen halt houden; hinderen; onmogelijk maken; ophouden; remmen; stopzetten; storen; tegenhouden; tot staan brengen
hindra belemmeren; beletten; onmogelijk maken; verhinderen; verijdelen; voorkomen; voorkómen achterhouden; afbreken; afhouden; beletten; beteugelen; doen mislukken; doen ophouden; doen stoppen; dwarsbomen; dwarsliggen; een stokje steken voor; ervanaf houden; geen afstand doen van; hinderen; houden; inhouden; onderbreken; onmogelijk maken; storen; tegenwerken; verijdelen; weerhouden
hämma belemmeren; beletten; onmogelijk maken; verhinderen halt houden; hinderen; lenen; onmogelijk maken; ontlenen; ophouden; rekken; remmen; stelpen; stillen; stopzetten; storen; tegenhouden; temporiseren; tot staan brengen; vertragen
korsa verhinderen; verijdelen overheen gaan; overschrijden; oversteken
motverka verhinderen; verijdelen hinderen; moeilijk maken; tegenwerken

Wiktionary Translations for verhinderen:


Cross Translation:
FromToVia
verhinderen förhindra block — to prevent an action
verhinderen blockera block — impeding action
verhinderen förhindra deter — to prevent something from happening
verhinderen fördröja; hindra hinder — to delay or impede movement
verhinderen förhindra prevent — to keep from happening