Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. verorberen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verorberen from Dutch to Swedish

verorberen:

verorberen [znw.] nomen

  1. verorberen (verorbering)

verorberen verb (verorber, verorbert, verorberde, verorberden, verorberd)

  1. verorberen (nuttigen; eten; consumeren; )
    få något att äta
  2. verorberen (consumeren; vreten; tot zich nemen; )
    förbruka; konsumera
    • förbruka verb (förbrukar, förbrukade, förbrukat)
    • konsumera verb (konsumerar, konsumerade, konsumerat)
  3. verorberen (verslinden; opvreten)
    sluka
    • sluka verb (slukar, slukade, slukat)

Conjugations for verorberen:

o.t.t.
  1. verorber
  2. verorbert
  3. verorbert
  4. verorberen
  5. verorberen
  6. verorberen
o.v.t.
  1. verorberde
  2. verorberde
  3. verorberde
  4. verorberden
  5. verorberden
  6. verorberden
v.t.t.
  1. heb verorberd
  2. hebt verorberd
  3. heeft verorberd
  4. hebben verorberd
  5. hebben verorberd
  6. hebben verorberd
v.v.t.
  1. had verorberd
  2. had verorberd
  3. had verorberd
  4. hadden verorberd
  5. hadden verorberd
  6. hadden verorberd
o.t.t.t.
  1. zal verorberen
  2. zult verorberen
  3. zal verorberen
  4. zullen verorberen
  5. zullen verorberen
  6. zullen verorberen
o.v.t.t.
  1. zou verorberen
  2. zou verorberen
  3. zou verorberen
  4. zouden verorberen
  5. zouden verorberen
  6. zouden verorberen
diversen
  1. verorber!
  2. verorbert!
  3. verorberd
  4. verorberend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verorberen:

NounRelated TranslationsOther Translations
förtärande verorberen; verorbering
VerbRelated TranslationsOther Translations
få något att äta consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen
förbruka bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen doorjagen; opmaken; verbruiken; verdoen; verspillen; wegslijten
konsumera bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen consumeren; gebruiken; opeten; opvreten; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verteren; vreten
sluka opvreten; verorberen; verslinden bikken; brassen; eten; laven; lenigen; lessen; naar binnen werken; oppeuzelen; opvreten; schransen; slempen; tegoed doen; verslinden; verzwelgen; vreten; zwelgen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
förtärande aan tering lijdend; teringachtig

Wiktionary Translations for verorberen:


Cross Translation:
FromToVia
verorberen förbruka consommerdétruire et dénaturer par l’usage certains objets, comme vin, viande, bois, et toutes sortes de provisions.
verorberen förbruka consumeruser, épuiser une chose ou un être jusqu’à les réduire à rien, jusqu’à les détruire.