Dutch
Detailed Translations for verschalken from Dutch to Swedish
verschalken:
-
verschalken (nuttigen)
snabbt klara av; snabbt få ur händerna-
snabbt få ur händerna verb (snabbt får ur händerna, snabbt fick ur händerna, snabbt fått ur händerna)
Conjugations for verschalken:
o.t.t.
- verschalk
- verschalkt
- verschalkt
- verschalken
- verschalken
- verschalken
o.v.t.
- verschalkte
- verschalkte
- verschalkte
- verschalkten
- verschalkten
- verschalkten
v.t.t.
- heb verschalkt
- hebt verschalkt
- heeft verschalkt
- hebben verschalkt
- hebben verschalkt
- hebben verschalkt
v.v.t.
- had verschalkt
- had verschalkt
- had verschalkt
- hadden verschalkt
- hadden verschalkt
- hadden verschalkt
o.t.t.t.
- zal verschalken
- zult verschalken
- zal verschalken
- zullen verschalken
- zullen verschalken
- zullen verschalken
o.v.t.t.
- zou verschalken
- zou verschalken
- zou verschalken
- zouden verschalken
- zouden verschalken
- zouden verschalken
diversen
- verschalk!
- verschalkt!
- verschalkt
- verschalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verschalken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
snabbt få ur händerna | nuttigen; verschalken | |
snabbt klara av | nuttigen; verschalken |