Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. voegwoorden:
  2. voegwoord:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voegwoorden from Dutch to Swedish

voegwoorden:

voegwoorden [de ~] nomen, plural

  1. de voegwoorden (koppelwoorden)

Translation Matrix for voegwoorden:

NounRelated TranslationsOther Translations
bindeord koppelwoorden; voegwoorden
konjunktioner koppelwoorden; voegwoorden

Related Words for "voegwoorden":


voegwoord:

voegwoord [het ~] nomen

  1. het voegwoord (koppelwoord)
    samordnare; konjunktion

Translation Matrix for voegwoord:

NounRelated TranslationsOther Translations
konjunktion koppelwoord; voegwoord
samordnare koppelwoord; voegwoord

Related Words for "voegwoord":


Wiktionary Translations for voegwoord:


Cross Translation:
FromToVia
voegwoord bindeord; konjunktion conjunction — grammar: word used to join words or phrases
voegwoord konjunktion KonjunktionLinguistik: im weiteren Sinn alle nicht flektierbaren, nicht satzgliedfähigen Wörter, die der Verbindung zwischen Wörtern oder Wortgruppen dienen, im engeren Sinn im Gegensatz zu Subjunktion sind Konjunktionen Wörter, die syntaktisch gleichrangige Wörter oder Wortgruppen verbinden (= koordinierende