Dutch

Detailed Translations for waarmerk from Dutch to Swedish

waarmerk:


waarmerk form of waarmerken:

waarmerken verb (waarmerk, waarmerkt, waarmerkte, waarmerkten, gewaarmerkt)

  1. waarmerken (bekrachtigen; certificeren; bestempelen; merken)
    bekräfta
    • bekräfta verb (bekräftar, bekräftade, bekräftat)
  2. waarmerken (als gangbaar erkennen)
    kontrollstämpla; erkänna duglig
    • kontrollstämpla verb (kontrollstämplar, kontrollstämplade, kontrollstämplat)
    • erkänna duglig verb (erkänner duglig, erkände duglig, erkänt duglig)

Conjugations for waarmerken:

o.t.t.
  1. waarmerk
  2. waarmerkt
  3. waarmerkt
  4. waarmerken
  5. waarmerken
  6. waarmerken
o.v.t.
  1. waarmerkte
  2. waarmerkte
  3. waarmerkte
  4. waarmerkten
  5. waarmerkten
  6. waarmerkten
v.t.t.
  1. heb gewaarmerkt
  2. hebt gewaarmerkt
  3. heeft gewaarmerkt
  4. hebben gewaarmerkt
  5. hebben gewaarmerkt
  6. hebben gewaarmerkt
v.v.t.
  1. had gewaarmerkt
  2. had gewaarmerkt
  3. had gewaarmerkt
  4. hadden gewaarmerkt
  5. hadden gewaarmerkt
  6. hadden gewaarmerkt
o.t.t.t.
  1. zal waarmerken
  2. zult waarmerken
  3. zal waarmerken
  4. zullen waarmerken
  5. zullen waarmerken
  6. zullen waarmerken
o.v.t.t.
  1. zou waarmerken
  2. zou waarmerken
  3. zou waarmerken
  4. zouden waarmerken
  5. zouden waarmerken
  6. zouden waarmerken
diversen
  1. waarmerk!
  2. waarmerkt!
  3. gewaarmerkt
  4. waarmerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

waarmerken [de ~] nomen, plural

  1. de waarmerken (ijkmerken; keurmerken)
    frimärke

Translation Matrix for waarmerken:

NounRelated TranslationsOther Translations
frimärke ijkmerken; keurmerken; waarmerken postzegel
VerbRelated TranslationsOther Translations
bekräfta bekrachtigen; bestempelen; certificeren; merken; waarmerken bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren; van mening zijn; voorstaan
erkänna duglig als gangbaar erkennen; waarmerken
kontrollstämpla als gangbaar erkennen; waarmerken

Related Words for "waarmerken":