Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. zoek maken:


Dutch

Detailed Translations for zoek maken from Dutch to Swedish

zoek maken:

zoek maken verb (maak zoek, maakt zoek, maakte zoek, maakten zoek, zoek gemaakt)

  1. zoek maken (zoekmaken; wegmaken)
    förlora
    • förlora verb (förlorar, förlorade, förlorat)

Conjugations for zoek maken:

o.t.t.
  1. maak zoek
  2. maakt zoek
  3. maakt zoek
  4. maken zoek
  5. maken zoek
  6. maken zoek
o.v.t.
  1. maakte zoek
  2. maakte zoek
  3. maakte zoek
  4. maakten zoek
  5. maakten zoek
  6. maakten zoek
v.t.t.
  1. heb zoek gemaakt
  2. hebt zoek gemaakt
  3. heeft zoek gemaakt
  4. hebben zoek gemaakt
  5. hebben zoek gemaakt
  6. hebben zoek gemaakt
v.v.t.
  1. had zoek gemaakt
  2. had zoek gemaakt
  3. had zoek gemaakt
  4. hadden zoek gemaakt
  5. hadden zoek gemaakt
  6. hadden zoek gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal zoek maken
  2. zult zoek maken
  3. zal zoek maken
  4. zullen zoek maken
  5. zullen zoek maken
  6. zullen zoek maken
o.v.t.t.
  1. zou zoek maken
  2. zou zoek maken
  3. zou zoek maken
  4. zouden zoek maken
  5. zouden zoek maken
  6. zouden zoek maken
diversen
  1. maak zoek!
  2. maakt zoek!
  3. zoek gemaakt
  4. zoek makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zoek maken:

NounRelated TranslationsOther Translations
förlora nederlaag; overwonnen-worden; verlies; verliezen
VerbRelated TranslationsOther Translations
förlora wegmaken; zoek maken; zoekmaken kwijt raken; verbeuren; verliezen; verloren gaan

External Machine Translations:

Related Translations for zoek maken