Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. zwijnen:
  2. zwijn:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zwijnen from Dutch to Swedish

zwijnen:

zwijnen [de ~] nomen, plural

  1. de zwijnen (viezeriken; varkens; smeerlappen; schoften)

zwijnen verb

  1. zwijnen (boffen; geluk hebben)
    ha lycka
    • ha lycka verb (har lycka, hade lycka, haft lycka)

Translation Matrix for zwijnen:

NounRelated TranslationsOther Translations
lortiga grisar schoften; smeerlappen; varkens; viezeriken; zwijnen
VerbRelated TranslationsOther Translations
ha lycka boffen; geluk hebben; zwijnen

Related Words for "zwijnen":


zwijnen form of zwijn:

zwijn [het ~] nomen

  1. het zwijn (viezerik; smeerlap)
    äcklig gubbe; skunk
  2. het zwijn (vuilbek; varken)
  3. het zwijn (wild varken)
    vildsvin

Translation Matrix for zwijn:

NounRelated TranslationsOther Translations
ful i munnen varken; vuilbek; zwijn
skunk smeerlap; viezerik; zwijn stinkdier
uppkäftig varken; vuilbek; zwijn
vildsvin wild varken; zwijn ever; everzwijn
äcklig gubbe smeerlap; viezerik; zwijn
ModifierRelated TranslationsOther Translations
uppkäftig aanmatigend; brutaal; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; rekelachtig; respectloos

Related Words for "zwijn":


Wiktionary Translations for zwijn:

zwijn
noun
  1. een varken

Cross Translation:
FromToVia
zwijn gris; svin pig — mammal of genus Sus
zwijn gris; svin cochon — Mammifère domestique
zwijn gris; svin; fläsk porc — Animal