Summary
Swedish to Dutch:   more detail...
  1. strand:
  2. Wiktionary:
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. strand:
  2. stranden:
  3. Wiktionary:


Swedish

Detailed Translations for strand from Swedish to Dutch

strand:

strand [-en] nomen

  1. strand (sandstrand)
    het strand; het zandstrand
  2. strand (kust)
    de oever

Translation Matrix for strand:

NounRelated TranslationsOther Translations
oever kust; strand
strand sandstrand; strand
zandstrand sandstrand; strand

Synonyms for "strand":

  • badstrand; beach

Wiktionary Translations for strand:

strand
noun
  1. Strook land langs de kust

Cross Translation:
FromToVia
strand strand beach — sandy shore
strand kust; zeekust; zeekant; kustlijn coast — edge of land meeting ocean, sea, gulf, bay
strand zandstrand sand — beach
strand kust; oever shore — land adjoining a large body of water
strand strand Strand — meist sandiger Übergang von Land zu Wasser
strand vlak plage — Translations
strand boord; kant; kust; oever; wal; waterkant riveterrain qui border un fleuve, une rivière, un étang ou un lac.

Related Translations for strand



Dutch

Detailed Translations for strand from Dutch to Swedish

strand:

strand [het ~] nomen

  1. het strand (zandstrand)
    strand; sandstrand

Translation Matrix for strand:

NounRelated TranslationsOther Translations
sandstrand strand; zandstrand
strand strand; zandstrand oever

Related Words for "strand":


Wiktionary Translations for strand:

strand
noun
  1. Strook land langs de kust

Cross Translation:
FromToVia
strand strand; sandstrand beach — sandy shore
strand strand Strand — meist sandiger Übergang von Land zu Wasser

strand form of stranden:

stranden verb (strand, strandt, strandde, strandden, gestrand)

  1. stranden (mislukken; falen; verkeerd lopen; )
    misslyckas; tappa ansikte
    • misslyckas verb (misslyckar, misslyckade, misslyckat)
    • tappa ansikte verb (tappar ansikte, tappade ansikte, tappat ansikte)

Conjugations for stranden:

o.t.t.
  1. strand
  2. strandt
  3. strandt
  4. stranden
  5. stranden
  6. stranden
o.v.t.
  1. strandde
  2. strandde
  3. strandde
  4. strandden
  5. strandden
  6. strandden
v.t.t.
  1. ben gestrand
  2. bent gestrand
  3. is gestrand
  4. zijn gestrand
  5. zijn gestrand
  6. zijn gestrand
v.v.t.
  1. was gestrand
  2. was gestrand
  3. was gestrand
  4. waren gestrand
  5. waren gestrand
  6. waren gestrand
o.t.t.t.
  1. zal stranden
  2. zult stranden
  3. zal stranden
  4. zullen stranden
  5. zullen stranden
  6. zullen stranden
o.v.t.t.
  1. zou stranden
  2. zou stranden
  3. zou stranden
  4. zouden stranden
  5. zouden stranden
  6. zouden stranden
diversen
  1. strand!
  2. strandt!
  3. gestrand
  4. strandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stranden [het ~] nomen

  1. het stranden (aanspoelen; aandrijven)

Translation Matrix for stranden:

NounRelated TranslationsOther Translations
spola i land aandrijven; aanspoelen; stranden
VerbRelated TranslationsOther Translations
misslyckas afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen bederven; in de war sturen; klungelen; klunzen; knoeien; nekken; prutsen; ruïneren; stuntelen; te kort schieten; tegenvallen; verzieken
tappa ansikte afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen

Related Words for "stranden":


Wiktionary Translations for stranden:


Cross Translation:
FromToVia
stranden stranda beach — run something aground on a beach
stranden få motorstopp tomber en panne — Arriver dans une situation où un outil ou un véhicule ne fonctionne plus par manque de carburant où à cause de batteries vides, ou encore doit être réparé.