Swedish

Detailed Translations for arm from Swedish to Dutch

arm:

arm [-en] nomen

  1. arm (olycklig; vrak)
    ongelukkige

Translation Matrix for arm:

NounRelated TranslationsOther Translations
ongelukkige arm; olycklig; vrak

Synonyms for "arm":


Wiktionary Translations for arm:

arm
noun
  1. lichaamsdeel

Cross Translation:
FromToVia
arm arm arm — portion of the upper appendage from shoulder to wrist
arm arm bras — Membre
arm arm; beklagenswaardig; schamel; ongelukkig; erbarmelijk; zielig malheureux — Qui porte malheur, qui annonce ou qui cause du malheur. (Sens général)
arm belabberd; ellendig; miserabel; schamel; schunnig; stumperig; arm; armelijk; armoedig; beklagenswaardig; erbarmelijk; zielig pauvre — Qui est dans la pauvreté ; qui ne dispose pas de ressources suffisantes.

armé:

armé [-en] nomen

  1. armé (beväpnade styrkor; styrka)
    het leger; de krijgsmacht; de legermacht; de strijdmacht; de troepenmacht
  2. armé (marktrupper)
    de landmacht; het landleger
  3. armé
    de heerschaar; de legerschaar

Translation Matrix for armé:

NounRelated TranslationsOther Translations
heerschaar armé
krijgsmacht armé; beväpnade styrkor; styrka försvarsmakt; stridsmakt
landleger armé; marktrupper
landmacht armé; marktrupper markstridskrafter
leger armé; beväpnade styrkor; styrka håla; läger; mysrum; stridsmakt
legermacht armé; beväpnade styrkor; styrka stridsmakt
legerschaar armé
strijdmacht armé; beväpnade styrkor; styrka stridsmakt
troepenmacht armé; beväpnade styrkor; styrka
ModifierRelated TranslationsOther Translations
leger militärisk; militäriskt; militärt

Synonyms for "armé":


Wiktionary Translations for armé:


Cross Translation:
FromToVia
armé landmacht; leger army — military force concerned mainly with ground operations
armé landsverdediging; defensie army — government agency in charge of a state's army
armé heer; strijdmacht; leger Armee — die gesamten organisierten militärischen Streitkräfte eines Staates

ärm:

ärm [-en] nomen

  1. ärm
    de mof; de mouw
    • mof [de ~ (m)] nomen
    • mouw [de ~] nomen

Translation Matrix for ärm:

NounRelated TranslationsOther Translations
mof ärm
mouw ärm

Wiktionary Translations for ärm:

ärm
noun
  1. dat deel van een kledingstuk dat de armen omvat

Cross Translation:
FromToVia
ärm mouw sleeve — part of a garment that covers the arm
ärm mouw Ärmel — der Teil eines Kleidungsstücks, der den Arm bedeckt
ärm mouw manche — vête|fr Partie du vêtement, de forme et de dimension variable, dans laquelle on passe le bras et qui le recouvre en totalité ou en partie.

Related Translations for arm



Dutch

Detailed Translations for arm from Dutch to Swedish

arm:

arm [de ~ (m)] nomen

  1. de arm (armleuning)
    armstöd

Translation Matrix for arm:

NounRelated TranslationsOther Translations
armstöd arm; armleuning
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- zielig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
dålig arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak aan een ziekte lijdend; achterbaks; banaal; bekaaid; boosaardig; er bekaaid afkomen; geniepig; gluiperig; in het geniep; laag; malicieus; pover; schamel; snood; stiekem; verraderlijk; vuig; ziek
dåligt arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak aan een ziekte lijdend; achterbaks; banaal; bekaaid; boosaardig; er bekaaid afkomen; gemeen; geniepig; gluiperig; in het geniep; laag; malicieus; min; pover; schamel; slecht; snood; stiekem; vals; verraderlijk; vuig; ziek
fattig arm; armetierig; berooid; pover armzalig; dor; karig; mager; pover; schamel; schraal
fattigt arm; armetierig; berooid; pover armzalig; berooid; dor; karig; mager; pover; schamel; schraal
nödlidande arm; armelijk; armoedig; behoeftig; kommerlijk; minvermogend; noodlijdend; onvermogend berooid; doodarm; straatarm
undermåligt arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak

Related Words for "arm":

  • armen, armer, armere, armst, armste, arme

Synonyms for "arm":


Antonyms for "arm":


Related Definitions for "arm":

  1. deel van een ding dat iets pakt of draagt1
    • deze kandelaar heeft vier armen1
  2. lichaamsdeel van hand tot schouder1
    • Anita heeft haar arm gebroken1
  3. wie weinig heeft1
    • ik heb al mijn geld uitgegeven: ik ben arm1
  4. met wie je medelijden hebt1
    • die arme jongen heeft het zwaar bij zijn opstandige vrouw1

Wiktionary Translations for arm:

arm
noun
  1. lichaamsdeel

Cross Translation:
FromToVia
arm arm arm — portion of the upper appendage from shoulder to wrist
arm fattig poor — with no possessions or money
arm stackars; miserabel poor — to be pitied
arm arm bras — Membre
arm arm; fattig; olycklig malheureux — Qui porte malheur, qui annonce ou qui cause du malheur. (Sens général)
arm arm pauvre — Qui est dans la pauvreté ; qui ne dispose pas de ressources suffisantes.