Swedish

Detailed Translations for handel from Swedish to Dutch

handel:

handel [-en] nomen

  1. handel (kommers; affärer)
    de commercie; de handel
  2. handel (branscher; yrken; affärsgrenar)
    de passaten

Translation Matrix for handel:

NounRelated TranslationsOther Translations
commercie affärer; handel; kommers
handel affärer; handel; kommers arbetet; fast tag; fattning; förhandling; grepp; handelsdriva; handelsvara; marknad; vara
passaten affärsgrenar; branscher; handel; yrken

Synonyms for "handel":


Wiktionary Translations for handel:


Cross Translation:
FromToVia
handel commercie; handel commerce — large scale trade
handel handel trade — buying and selling
handel handel; verkeer traffic — commercial transportation or exchange of goods

Related Translations for handel



Dutch

Detailed Translations for handel from Dutch to Swedish

handel:

handel [de ~ (m)] nomen

  1. de handel (commercie)
    affärer; handel; kommers
  2. de handel (winkelbedrijf; zaak; nering; kleine onderneming; bedrijf)
  3. de handel (goederenhandel; markt)
    marknad
  4. de handel (koopwaar; handelswaar; nering; )
    vara; handelsvara
  5. de handel (handeldrijven; handelsverkeer; koophandel; nering; ruilverkeer)
  6. de handel (handgreep; handvat; greep; hendel)
    grepp; fattning; fast tag
  7. de handel (koophandel; negotie; handelsverkeer)

Translation Matrix for handel:

NounRelated TranslationsOther Translations
affärer commercie; handel aangelegenheden; affaire; affaires; bedrijfsleven; bezigheden; liaison; liefdesrelatie; relatie; verhouding; zaken
arbetet bedrijf; handel; kleine onderneming; nering; winkelbedrijf; zaak
fast tag greep; handel; handgreep; handvat; hendel
fattning greep; handel; handgreep; handvat; hendel
förhandling handel; handelsverkeer; koophandel; negotie gerechtszitting
grepp greep; handel; handgreep; handvat; hendel beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
handel commercie; handel passaten
handelsdriva handel; handeldrijven; handelsverkeer; koophandel; nering; ruilverkeer
handelsvara handel; handelswaar; klandizie; koophandel; koopwaar; nering; waar handelsartikel; handelsproduct
kommers commercie; handel
marknad goederenhandel; handel; markt kermis; markt
vara handel; handelswaar; klandizie; koophandel; koopwaar; nering; waar basisproduct; product
- commercie

Related Words for "handel":

  • handelen, handels, handeltje, handeltjes

Synonyms for "handel":


Related Definitions for "handel":

  1. het kopen en verkopen1
    • dat boek is niet meer in de handel1
  2. spullen1
    • je mag de hele handel meenemen1
  3. zaak die iets koopt of verkoopt1
    • hij heeft een handel in bloembollen1

Wiktionary Translations for handel:


Cross Translation:
FromToVia
handel handel commerce — large scale trade
handel handel trade — buying and selling
handel handel traffic — commercial transportation or exchange of goods

handelen:

handelen verb (handel, handelt, handelde, handelden, gehandeld)

  1. handelen (ageren)
    agera; ta tag om
    • agera verb (agerar, agerade, agerat)
    • ta tag om verb (tar tag om, tog tag om, tagit tag om)
  2. handelen (doen; uitvoeren; verrichten; uitrichten)
    göra; utföra; verkställa; förrätta; frambringa; uträtta
    • göra verb (gör, gjorde, gjort)
    • utföra verb (utför, utförde, utfört)
    • verkställa verb (verkställer, verkställde, verkställt)
    • förrätta verb (förrättar, förrättade, förrättat)
    • frambringa verb (frambringar, frambringade, frambringat)
    • uträtta verb (uträttar, uträttade, uträttat)
  3. handelen (handel drijven)
    handla; bedriva handel
    • handla verb (handlar, handlade, handlat)
    • bedriva handel verb (bedriver handel, bedrev handel, bedrivit handel)
  4. handelen (te werk gaan; werken; opereren; )
    fungera; arbeta; fortsätta
    • fungera verb (fungerar, fungerade, fungerat)
    • arbeta verb (arbetar, arbetade, arbetat)
    • fortsätta verb (fortsätter, fortsatte, fortsatt)

Conjugations for handelen:

o.t.t.
  1. handel
  2. handelt
  3. handelt
  4. handelen
  5. handelen
  6. handelen
o.v.t.
  1. handelde
  2. handelde
  3. handelde
  4. handelden
  5. handelden
  6. handelden
v.t.t.
  1. heb gehandeld
  2. hebt gehandeld
  3. heeft gehandeld
  4. hebben gehandeld
  5. hebben gehandeld
  6. hebben gehandeld
v.v.t.
  1. had gehandeld
  2. had gehandeld
  3. had gehandeld
  4. hadden gehandeld
  5. hadden gehandeld
  6. hadden gehandeld
o.t.t.t.
  1. zal handelen
  2. zult handelen
  3. zal handelen
  4. zullen handelen
  5. zullen handelen
  6. zullen handelen
o.v.t.t.
  1. zou handelen
  2. zou handelen
  3. zou handelen
  4. zouden handelen
  5. zouden handelen
  6. zouden handelen
diversen
  1. handel!
  2. handelt!
  3. gehandeld
  4. handelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

handelen [znw.] nomen

  1. handelen (ageren)

Translation Matrix for handelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
göra toedoen
uppviglad ageren; handelen
utföra gehoor; gevolg; gevolg geven aan
VerbRelated TranslationsOther Translations
agera ageren; handelen
arbeta handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken arbeiden; werken; wrochten
bedriva handel handel drijven; handelen
fortsätta handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken aanhouden; aanzwiepen; avanceren; continueren; doorgaan; doorlopen; doorwerken; duur verlengen; een stapje verder gaan; op hol slaan; opdrijven; prolongeren; reactiveren; uit wachtstand halen; verder lopen; verdergaan; verlengen; vervolgen; voortdrijven; voortgaan; voortjagen; voortzetten; wegjagen
frambringa doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten aandragen; aanvoeren; fokken; kweken; laten zien; naar voren brengen; opfokken; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; voordedaghalen
fungera handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken functioneren
förrätta doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten
göra doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
handla handel drijven; handelen
ta tag om ageren; handelen
utföra doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; kwijten; lappen; totstandbrengen; voltrekken; voor elkaar krijgen; zich voltrekken
uträtta doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen
verkställa doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten totstandbrengen

Related Words for "handelen":


Related Definitions for "handelen":

  1. ergens over gaan1
    • dat boek handelt over computers1
  2. iets doen1
    • we moeten snel handelen, anders is het te laat1
  3. iets kopen en verkopen1
    • hij handelt in oude boeken1

Wiktionary Translations for handelen:


Cross Translation:
FromToVia
handelen sälja deal — trade
handelen operera; göra opéreraccomplir une œuvre, produire un effet.

Related Translations for handel