Swedish
Detailed Translations for vänsla from Swedish to Dutch
vänsla: (*Using Word and Sentence Splitter)
- vän: vriend; maat; maatje; kameraad; compagnon; pal; makker; gezel; gabber; kompaan; kornuit; spitsbroeder; kameraadje; intimus; vriendje; gabbertje; makkertje
- SLA: serviceovereenkomst; service level agreement; SLA
- slå: slaan; bonken; rammen; hameren; een klap geven; succes; hit; topper; kraker; klapper; treffer; schlager; succesnummer; successtuk; kasstuk; frapperen; timmeren; meppen; hengsten; hard slaan; grijpen; kwetsen; maaien; toeslaan; krenken; dichtslaan; fijnwrijven; dichtwerpen; een opdonder verkopen
- söla: treuzelen; dralen; talmen; drentelen; teuten
Wiktionary Translations for vänsla:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vänsla | → vreemdgaan | ↔ cheat — being unfaithful |
Dutch