Interglot - "besvikelse" translated from Swedish to Dutch

Summary

Swedish to Dutch: more detail...

besvikelse:
- teleurstelling; tegenvaller; fiasco; misrekening; terugslag; flop; sof; misslag; slag; afknapper; ontgoocheling; laten zakken; neerlaten; desillusie
Wiktionary:
- besvikelse → teleurstelling, desillusie, misrekening, ontgoocheling

Swedish

Detailed Translations for besvikelse from Swedish to Dutch

besvikelse
de teleurstelling; de tegenvaller; het fiasco; de misrekening; de terugslag; de flop; de sof; de misslag; de slag
- teleurstelling [de ~ (v)] nomen
- tegenvaller [de ~ (m)] nomen
- fiasco [het ~] nomen
- misrekening [de ~ (v)] nomen
- terugslag [de ~ (m)] nomen
- flop [de ~ (m)] nomen
- sof [de ~ (m)] nomen
- misslag [de ~ (m)] nomen
- slag [de ~ (m)] nomen
besvikelse
de afknapper; de ontgoocheling
- afknapper [de ~ (m)] nomen
- ontgoocheling [de ~ (v)] nomen
besvikelse
laten zakken; neerlaten
- laten zakken [znw.] nomen
- neerlaten [znw.] nomen
besvikelse (desillusionering)
de teleurstelling; de desillusie; de ontgoocheling
- teleurstelling [de ~ (v)] nomen
- desillusie [de ~ (v)] nomen
- ontgoocheling [de ~ (v)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
afknapper	besvikelse
desillusie	besvikelse; desillusionering
fiasco	besvikelse	misslyckande
flop	besvikelse	misslyckande
laten zakken	besvikelse
misrekening	besvikelse	bkunder; felsteg; miss; misstag
misslag	besvikelse	bkunder; fel; felsteg; miss; misstag; synd
neerlaten	besvikelse
ontgoocheling	besvikelse; desillusionering
slag	besvikelse	art; fältslag; genre; krig; slag; social klass; stil; strid
sof	besvikelse
tegenvaller	besvikelse
teleurstelling	besvikelse; desillusionering
terugslag	besvikelse	elakt; olycka; skadlig; skadligt; studsa tillbaka
Verb	Related Translations	Other Translations
laten zakken		desillusionera

Cross Translation:

From	To	Via
• besvikelse	→ teleurstelling	↔ Enttäuschung — die Nicht-erfüllen einer Hoffnung, eines Wunsches oder Erwartung
• besvikelse	→ desillusie; teleurstelling; misrekening; ontgoocheling	↔ déception — Fait d’décevoir ou de subir une situation inférieure à ses attentes.